Kuala Lumpur, 1 juni 2007. Bergetappe.

MS078-LJ4H6167Zo’n reis als ik maak lijkt heel leuk en meestal is het ook leuk. Je ziet veel dingen, maakt veel mee, ontmoet interessante mensen. Kortom, ik denk dat veel mensen dit ook graag zouden willen doen. Misschien niet voor zo lang als ik het doe maar wel voor een paar maandjes of een half jaar.

Soms is reizen ook niet leuk. Dan mis ik mijn vrienden, weet ik niet meer wat ik wil en heb geen plezier meer. Laatst had ik zo’n periode. Het begon eigenlijk al een beetje in Kuala Lumpur. Misschien zelfs al tijdens de reis er naartoe, in de trein. Werd ik door de trein getriggerd aan Nederland? Het kan. De trein had tenslotte een behoorlijke vertraging. Of was het de treinreis zelf. Het traject tussen Singapore en Kuala Lumpur is niet bijster interessant. Misschien is het wel de overgang van pure Borneo-jungle naar betonnen wolkenkrabberwoud. Ik voel dat mijn stemming daalt en neem daarom een wat luxer hotel. Weliswaar boven mijn budget maar ala, dat moet dan maar. Je moet er tenslotte iets voor over hebben om de stemming weer op peil te brengen.

De suite in het Shangri-La hotel is prachtig. Het uitzicht formidabel en er wordt wel drie keer per dag op mijn deur geklopt om te vragen of alles naar wens is. Ik heb zelfs toegang tot de speciale lounch met “gratis” cocktails en lekkere hapjes. Dat zit natuurlijk allemaal bij de prijs inbegrepen. Ik blijf er drie dagen en kom mijn kamer haast niet uit. Enkel om de Petronas Towers, ooit s’-werelds hoogste wolkenkrabber, te bekijken en te fotograferen.MS081-LJ4H6852

Maar het rottige gevoel blijft. Een eenzaam gevoel. De vrienden ver weg. Ik probeer wat plannen te maken voor dingen die ik in Maleisië wil doen maar het plezier wat ik normaal gesproken daarmee al beleef is er niet. Taman Negara en Frasers Hill schijnen mooie plekken te zijn om te bezoeken. Op internet zie ik er foto’s van maar het boeit me niet. Ik probeer wat te schrijven maar ook dat lukt niet. Bah! Ik denk er zelfs over om weer terug te gaan naar Nederland. Misschien pak ik dan mijn fiets wel en ga ik vanuit Nederland een eind fietsen. Naar Frankrijk, naar Turkije. Misschien wel helemaal door naar India. Tentje mee. Het is het enige plan wat me wat rust brengt. Dan bedenk ik me dat de omgeving er niet toe doet. Ik zit in het bijna duurste hotel van Kuala Lumpur en het rottige gevoel blijft. Dan zal het ook wel zo zijn als ik in Nederland ben. Of als ik op de fiets zit. Het zit gewoon in me zelf. Het zal er dan ook wel weer uit gaan. Daar vertrouw ik maar op.

De fietsplannen blijven in mijn hoofd maar ik ga toch eerst rustigjes aan de dingen in Maleisië bezoeken die op mijn lijstje staan. Dan maar met een wat minder lekker gevoel. En ik plan niet langer dan een week vooruit. Gaat het echt niet meer, dan bekijk ik weer wat ik ga doen. Ik kan altijd terug naar Nederland, of terug naar Borneo. Met die gedachte voel ik me al weer wat beter. Ik fiets vast het dal wel weer uit.

Taman Negara, 16 juni 2007. Op Pittajacht

MS099-LJ4H7451Fraser’s Hill is een berggebied zo’n 3 uur rijden van Kuala Lumpur. Er zitten veel vogels was er tegen me gezegd. Dus, ik er naartoe. Om er te komen was niet gemakkelijk. Bij het busstation in Kuala Lumpur werd ik van het kastje naar de muur gestuurd. Iedereen vertelde een ander verhaal over hoe ik er moest komen en uiteindelijk heb ik maar een taxi genomen. Die zijn hier vrij voordelig. In Fraser’s Hill regende het. Bovendien was het schoolvakantie en het wemelde van de gillende kinderen en nog harder gillende ouders. Geen ideale omstandigheden om vogels te kijken en na een paar dagen besloot ik mijn werkterrein maar te verleggen naar het Nationaal Park Taman Negara. Daar had ik ook veelbelovende verhalen over gehoord. Phil, een vogelvriend van me, had het over Pittas die achter het huisje waar hij een paar jaar geleden zat, rondliepen. Dat trok mijn belangstelling. Na een dagreis (taxi, bus en boot) kwam ik aan in Taman Negara Resort. Niet het goedkoopste onderkomen maar in het park en mooi gelegen.

MS103-LJ4H7144In Zuid-Amerika had ik al antpittas gezien. Vogels die een erg verborgen leven lijden en maar zelden worden gezien. Een uitdaging dus om ze op de foto te krijgen. Maleisië herbergt geen antpitta’s maar gewone pitta’s. Het zijn veelal prachtig gekleurde vogels maar ook voor deze jongens geldt, ze zitten liever onder dicht struikgewas dan in een open veld. Mijn jachtinstinct wordt aangewakkerd bij het horen van dit gedrag. Die moeten op de foto!

Langzaam door de jungle lopen, oren goed open en beducht zijn op de kleinste bewegingen. Zo vind je ze. Tenminste, dat zeggen ze. In totaal had ik zes dagen geboekt en na drie dagen had ik nog geen Pittas gezien of gehoord. Wel genoeg andere vogels en die lieten zich gelukkig redelijk op de foto zetten. Ook kwam ik weinig vogelaars tegen. Ik zit ook een beetje buiten het beste seizoen. Dat is januari tot april. Dan zingen de vogels en zijn ze gemakkelijker te ontdekken. Nu zijn ze te druk bezig met het nest en zijn ze stil. Maar op de derde dag zag ik iemand met verrekijker en fototoestel lopen. Maar eens even informeren. Gelukkig een Engelsman. Nee… ook hij had nog geen pittas gezien. Wel andere leuke dingen. De informatie wordt uitgewisseld en we zoeken verder.

MS121-LJ4H7761De volgende dag kwam ik hem weer tegen. Hij had een brede grijns. Kijk eens wat ik heb, zei hij en liet me een foto op zijn camera zien. Potverdorie….. een pitta. Welke is dat? Het bleek een Banded Pitta te zijn. Felblauwe buik, fel oranje wenkbrauwstreep en bruine rug. Een erg mooi beestje. Er komen hier nog een paar andere pittasoorten voor ook. Zo maak je ook kans op Blue-winged Pitta of de Garnet Pitta. Die laatste had ik al eens gezien op Borneo. Een prachtige blauw en rode vogel. Toen ik vroeg waar hij hem had gezien bleek hij vlakbij te zitten. Nota bene vlak achter mijn huisje. Ik ging er meteen naartoe.

Soms heeft lopen niet zoveel zin. Soms kun je beter rustig gaan zitten en wachten tot de vogels naar je toe komen. Het is veel rustiger en bovendien was het warm en had ik spierpijn dus deze tactiek was veruit ideaal om de vogel te zien te krijgen. Uren gingen voorbij. Niet vervelend want er passeerde van alles. Eerst een groepje Crested Partridge die me pas op het laatste moment in de gaten hadden en krijsend wegvlogen. De crested Firebacks waren tammer. Bijna handtam. Na wat verschillende buulbuulsoorten en een Maroon Woodpecker hoorde ik een vreemd geluid. Een aflopende korte fluittoon en ik dacht “dat zou hem wel eens kunnen zijn”. De geluiden ken ik alleen uit het boek en je hebt vaak veel fantasie nodig om het geluid uit het boek te vertalen in het echte geluid. Ook hier. In het boek stond “Pouw”. Dit was meer een “Puuuuw”. Na weer even wachten verscheen de “Puuuuwer” in beeld. Het was hem. Maar hij zag mij ook en was meteen weg. Geen foto en dat moet toch echt gebeuren!

MS115-LJ4H7557De volgende ochtend werd ik wakker en het eerste wat ik hoorde was “puuuuw”. Achter mijn huisje. Wat zal ik doen? Eerst douchen en ontbijten of direct erop af? Het laatste maar. Anders ontbijt ik toch niet lekker. Een goede keuze want eenmaal op de plek waar ik gisteren zat, kwam hij weer vrij gauw tevoorschijn. Achter veel taken en op de plekken waar het net te donker is om een goede foto te maken. Weer geen fotokans. Maar wel mooi gezien. En dat is ook wat waard.

De daarop volgende dagen heb ik nog wat uren op de plek doorgebracht en een paar keer van redelijk grote afstand een foto gemaakt. Hij staat er op. De queeste is weer volbracht. De druk is weer van de ketel.

Alhoewel, Phil had het over die heel zeldzame pitta in Zuid-Thailand. Een Gurney’s Pitta. Eerst werd verondersteld dat deze pitta was uitgestorven totdat Philip Round, een vogelaar, in een klein junglegebied, Khao Nor Chuchi, in Zuid Thailand, de vogel in 1986 herontdekte. Er zijn er nog maar zo’n 30 van over. Als ik die toch eens zou zien, zou het de zeldzaamste vogel zijn die ik gezien heb.

Op naar Thailand!