Lhasa, Denkend aan Holland
Ik zit nog steeds in de chinese trein die van Peking onderweg is naar Lhasa. Maar….. ik ben china uit en rij nu in Tibet. Na een nachtje in de trein is het landschap veranderd. We zitten hoger en de eerste kuddes yaks zijn gesignaleerd. Verder zie ik onagers (wilde ezels), Tibetaanse gazelles en veel, veel vogels. En…, de eerste sneeuwtoppen. Nog geen 8000-ers of 7000-ers maar het zijn bergen tot zo’n 6000 meter hoogte. Kleuters vergeleken bij wat me te wachten staat.
Het landschap inspireert me en zet me zelfs aan tot het schrijven van een mooie dichtregel: “Denkend aan Tibet zie ik woeste rivieren wild door oneindig hoogland gaan”. Die zin loopt lekker, denk ik bij me zelf. Daar zit meer in. Wie weet zelfs een groots gedicht. Ik denk dat ik het “September” ga noemen. Dat is het nu tenslotte. En wie weet zet het mensen aan om zoiets over Nederland te schrijven. Iets over trage rivieren die door het laagland stromen. In het voorjaar, Mei, bijvoorbeeld.
De zogenaamde hardsleeper waarin ik me bevind heeft 6 bedden en ze liggen in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, best comfortabel. Maar de medereizigers, allen chinees, zijn chagrijnig, zeggen geen stom woord, smakken en boeren bij het eten en snurken ook nog eens als ze slapen. Ik ga maar eens een stukje door de trein wandelen. Even later loop ik door de goedkoopste klasse en hier zit het vol met Tibetanen die op het vorige station zijn ingestapt. Er wordt vriendelijk geknikt en gelachen. Ik word zelfs uitgenodigd om mee te eten. Witte harde stukjes ranzig spul en nootjes. Met handen en voeten wordt me duidelijk gemaakt dat het witte spul gedroogde Yak-kaas is. Het smaakt nergens naar maar samen met de noten is het goed te doen. Het is gezellig en in een kwartier heb ik met de Tibetanen al meer contact dan in een hele week met chinezen. En…, ze zijn vrolijk. Niet alleen de groep waar ik bij zit maar de hele wagon. De eerste indrukken van Tibet zijn goed.
De trein mindert vaart. Lhasa is in zicht. Het station is enorm. Met grote borden wordt propaganda gemaakt voor dit door china gebouwde kolossale betonnen gedrocht waar op elk perron plaats is voor 3000 passagiers. Er staat Lhasa blijkbaar nog veel chinezen te wachten.
Lhasa betekent overigens “land van god”. Zouden de chinezen denken dat ze god zijn of stelen ze het van god?
Als ik door Lhasa rijd, zie ik nog veel meer chinese gebouwen. Smakeloze betonnen complexen omringen de oude stad. In de laatste 15 jaren heeft een massale intocht van chinezen plaats gevonden. Gedreven door belastingvoordelen en een meer-kinderen-toestemming zijn zo’n 200.000 chinezen naar deze stad geëmigreerd. En dat gaat nog steeds door. De stad tel nu zo’n 250.000 inwoners waarvan de minderheid (ca. 50.000) echte Tibetanen. De spoorlijn is nu een belangrijke aanvoerlijn voor nog meer chinezen. Lhasa, maar ook de rest van Tibet, wordt hiermee cultureel de nek omgedraaid.
Hoe saai en eentonig de buitenwijken zijn, de oude originele binnenstad is geweldig. Kora(=bedevaart)-lopende Tibetanen met verweerde gerimpelde gezichten. Sommigen laten zich bij het Jokhang-klooster keer op keer uit eerbied plat op de grond vallen. De voeten zijn met een touw samengebonden. De handen worden tegen slijtage beschermd met houten plankjes. Ik hoorde dat er pelgrims zijn die op deze manier honderden kilometers afleggen.
Het hele gebeuren overdondert me, de devotie, de overtuiging. Bij iedere Tibetaan, van jong tot oud, zie je het. Gebedsmolens worden gedraaid, bij het lopen van de Kora’s worden de 108 kralen van de gebedsketting gebruikt om 108 maal het “Om Mani Padme Hum” te prevelen (vrij vertaald” “Looft het juweel dat bloeit in het hart van de lotus”).
Maar ook in de binnenstad zie je helaas chinese invloed en overheersing. Op elke 200 meter staat een tafel met parasol en wat stoeltjes waarop 3 tot 4 chinese agentjes in een te groot uniform met te grote pet zitten. Ze houden met een grimmig gezicht de Tibetanen in de gaten. Als er een groep Tibetanen stil blijft staan, wordt er door de soldaatjes geschreeuwd dat ze door moeten lopen. Onderdrukking! Schandalig!
Een van de drukste Kora’s loopt om het Potala paleis. Honderden mensen lopen hier prevelend en biddend rond, draaien keer op keer aan de vele gebedsmolens die langs de bedevaartsroute staan. Wierrook van Juniperus wordt gebrand. Het ruikt goed. In het park staan bankjes en kunnen de mensen even uitrusten. Ik kan even vogelen want er vliegt van alles rond. Als ik van een Tibetaanse Klauwier een foto wil maken klinkt opeens van vlakbij keiharde chinese popmuziek. Iets wat op een boomstronk lijkt blijkt een geluidsbox te zijn en als ik wat beter rond kijk zie ik dat ze overal staan. Allemaal langs de bedevaartsroute. Weer een geval van chinese pesterij denk ik. Mijn plezier wordt hierdoor zo vergalt dat ik boos het park verlaat.
Ik ontmoet een Engelse vrouw en die geeft me een tip om een keer naar een klooster iets buiten het centrum te gaan. Elke ochtend om 7 uur bidden en mediteren de monniken er. In Nederland had ik al eens een CD van Tibetaanse gebeden gehoord en dat vond ik erg mooi.
De volgende ochtend ben ik bij het klooster. Groepjes monniken komen de donkere gebedsruimte binnen en om klokslag 7 uur zet de eerste monnik met een diep keelgeluid in. De anderen vallen bij. Het is een harmonieus diep geluid wat me door merg en been gaat. Hoewel ik er geen woord van begrijp emotioneert het me diep. Urenlang gaat het door en ik luister en geniet met volle teugen.
Het is waarschijnlijk ook betaaldag want een monnik met een grote stapel bankbiljetten gaat rond en iedere monnik krijgt 7 bankbiljetten va 1 Yuan, omgerekend ongeveer een Euro. Een weekloon? Of een maandloon?
Nadat ieder zijn geld heeft ontvangen krijgen sommigen wat extras. Dan is het de beurt aan de armen. Ik zie oude Tibetanen die de “accountant” benaderen. Ze krijgen allemaal wat.
Als het gezang is afgelopen worden de gebedsboeken weer in doeken ingepakt en ingezameld. Het is half 10. De meeste monniken verlaten de ruimte maar ik wil nog even blijven zitten, nog even nagenieten en mijn tranen drogen.
Een uurtje later zit ik in het Summit-cafe. Een koffie-tent waar ze echte espresso en capucchino hebben. Weer geniet ik maar nu op een andere manier. De tranen lopen weer over mijn wangen maar nu komt het omdat de eerste slok koffie veel te heet is.
De koffie doet me terug denken aan het cafe aan de Amstel waar ik wel eens koffie dronk en denkend aan Holland denk ik “hoe zou het daar zijn?”.
Vogelen op grote hoogte
De spoorlijn van Beijing (Peking), China) naar Lhasa (Tibet) is in 2006 geopend en gaat over dik 5000 meter hoogte. Het is de hoogste spoorlijn ter wereld.
Helaas regent het en is het mistig op de eerste reisdag en is er afgezien van wat Tibetaanse Gazellen en wilde ezels niet veel te zien. De tweede dag rij ik Tibet binnen en is het gelukkig beter weer. Er kan “getreinvogeld” worden.
Op de eerste halte is het meteen raak. Langs de trein zie ik wat zwart-wits voorbij fladderen. Die komt me bekend voor. Als ik mijn kijker erbij pak is het even zoeken want hoe opvallend de vogel vliegend was, nu lijkt hij onzichtbaar opgelost in het gele gras. Maar even later vind ik hem. Een hop! Prachtig geel-oranje met een grote kuif die hij zo nu en dan even omhoog zet. Ik heb hem in Nederland ook een paar keer gezien en nu hier. Een onverwachte bekende.
De trein rijdt verder en al gauw rijden we op een hoogte van ruim 4000 meter. Het gesis in de trein kondigt aan dat we extra zuurstof toegediend krijgen. Tegen de hoogteziekte.
Een volgende bekende laat zich even later zien. Tussen de vele Hoppen door (in een paar uur heb ik er wel 50 gezien) zie ik roodborsttapuiten. Ze laten zich gemakkelijk zien als ze zo hoog in een grasspriet zitten. Al weer een Nederlands vogel, denk ik. Daar moet hoognodig verandering in komen.
Langs de spoorlijn staan hoogspanningsmasten en zoals het een serieuze vogelaar betaamt kijk ik automatisch elke mast even na op verdachte onregelmatigheden. Het duurt niet lang of ik ontdek een nest. Weer dat rendez-vous gevoel. Een rond nest. Even later ontdek ik de bewoner: een ekster. Een doodgewone zwart-witte ekster! Pfff kom je daar helemaal voor naar Tibet?! Straks vertellen ze me nog dat er huismussen zitten ook.
Weer een halte en ik vind het tijd worden voor wat spannends. Gelukkig ontdek ik na een volgende oude bekende, de ringmus, een roofvogel. Een buizerdachtige. Geen gewone buizerd want hij is grijzer en heeft witte vlekken als hij vliegt. Helaas heb ik nog geen vogelboek van Tibet op de kop kunnen tikken. De enige vogelboeken die ik in Beijing zag gingen over de plaatselijke eenden en hoe je ze het beste kunt serveren. Maar de vogel in kwestie is volgens mij een Mongoolse buizerd.
In de hoogspanningspalen zitten ook telkens grote valken. En soms vliegen ze weg als de trein te dichtbij passeert. Zo groot als en misschien nog groter dan slechtvalken. Het zijn sakervalken, groot, grijsbruin en puntige vleugels met een brede basis.
Helaas valt er vanuit de trein weinig te fotograferen maar eenmaal aan “vasteland” wil ik daar gauw verandering in brengen. Na wat eendensoorten en casarca’s (gemakkelijk te herkennen oranje gans-eend-achtigen) kom ik aan in Lhasa en ga naar mijn hotel. Lang het hotel loopt een rivier en erboven zie ik wat sterns. Gauw de kijker er op en ik vind weer een “Nederlandse soort”. visdieven! Teleurgesteld loop ik verder en tot overmaat van ramp komt daar ook nog een witte kwikstaart aanvliegen. Qua vogelen is het tot nu toe niet echt spectaculair. Maar daar komt midden in het centrum van Lhasa gelukkig verandering in.
Om het Potala Paleis, de vroegere residentie van de Dalai Lama, ligt een park met wat vijvers en naast de ordinaire visdieven vliegen er ook een paar grote meeuwen rond. Zilvermeeuwen kunnen het gelukkig niet zijn want die komen hier niet voor. Als ik hem door mijn verrekijker zie weet ik meteen wat het is. Een reuzenzwartkopmeeuw. Die had ik altijd al graag willen zien. Grote joekels van meeuwen. Ze komen zelfs op fotografeerafstand en ik kan een paar mooie platen maken.
Verderop langs het pad staan een aantal struiken en ik hoor een geluid wat ik niet meteen herken maar waarvan ik vermoed dat het van een klein zangertje afkomstig is. En dat is het ook. Een phylloscopus-achtige. Klein, bruin, snel en beweeglijk. Toch lukt het me om er een paar goede foto’s van te maken. Ik probeer later op internet wel uit te zoeken wat het is. Internet heeft een paar goede sites om vogels te kunnen determineren. Ik gebruik meestal Avibase. Je kunt er naast vogelnamen in verschillende talen ook foto’s en landenchecklists vinden. Een aanrader. Desalniettemin lukt het me niet dit vogeltje te determineren. Pas veel later kom ik er achter dat het een Himalaya-boszanger is.
Een aantal dagen later zit ik in een Landcruiser tijdens een vierdaagse trip. We rijden weer op dik 4000 meter hoogte op een hobbelweg en plotseling zie ik een roofvogel op een paaltje zitten. Ik stap uit en sluip er voorzichtig naartoe. Naast wat grote stenen is er niet veel om me achter te verstoppen maar de vogel is gelukkig niet erg schuw. Hij draait zich van me af en ik zie dat hij een prooi in zijn snavel heeft, een vogeltje. Ik zie ook zijn staart. Een diepgevorkte staart: het is een zwarte wouw die zojuist een zangvogeltje heeft gepakt. Weer een Nederlandse soort maar omdat ik er zulke mooie foto’s van kan maken ben ik toch enthousiast. Buiten adem van de hoogte kom ik weer terug bij de auto en voordat ik instap kijk ik nog even omhoog. Vlak over me heen vliegt een enorme vogel met een grote wigvormige staart. Een lammergier, zo’n 30 meter boven me. Gauw richt ik mijn camera en wil afdrukken maar er gebeurt niets. Wat is er aan de hand, denk ik in paniek. Het blijkt dat mijn geheugenkaartje vol is. Potverdikkie, dat gebeurt nu altijd in dit soort situaties. Van de zwarte wouw had ik zoveel foto’s gemaakt dat ik geen ruimte meer heb voor een veel zeldzamere lammergier. Als ik overschakel naar de andere geheugenkaart, is de gier al een eind weg. Te ver voor een foto. Helaas. Maar toch een mooie waarneming.
De tocht gaat verder naar een klooster wat bekend staat om het feit dat daar overledenen ritueel in stukken worden gesneden en aan de Gieren worden gevoerd. De hoogte: bijna 4600 meter boven de zeespiegel. Zo’n snij ritueel hoef ik niet perse te zien maar als ik het woord “gieren” hoor dan is de vogelaars belangstelling gewekt en eenmaal op de plek des “heils” aangekomen zag ik de eerste Gieren al cirkelen. Sneeuwgieren zoals ze passend worden genoemd. En veel kraaiachtigen: alpenkraaien, alpenkauwen en raven. Vogels die ik op het hoogste punt van mijn reis (Mt. Everest Basecamp op 5200 meter) ook veel tegen ben gekomen. Ze laten zich allemaal goed fotograferen. Ik blijf lekker bij de vogels en gun de doden hun rust.
Verreweg de vreemdste waarneming was op de ochtend nadat ik in het nonnenklooster Drigung Terdrom overnachtte. Een klooster op bijna 5000 meter hoogte en gelegen aan een riviertje. Zoals elke ochtend na het wakker worden ga ik ook hier eerst naar de wc. Het toilet is hier een gebouwtje wat half boven het riviertje is gebouwd en waar een paar zitplanken met daarin geboorde gaten zijn bevestigd. Door die gaten doe je je behoefte en als je door de gaten naar beneden kijkt, zie je de bruine berg die door alle voorgangers is achtergelaten.
Na mijn grote boodschap kijk ik, zoals het een echte Nederlander betaamt, even naar beneden om te zien of de boel goed is terechtgekomen en zie waarempel tussen al de drollen een vogel rondscharrelen. Een schijtlijster, is mijn eerste gedachte. Maar die bestaan alleen niet. Het vogeltje, zwarte borst en vleugels, rode onderkant en witte pet is een rivierroodstaart.
Snel van wc naar mijn slaaphok gerend, de camera gepakt en terug naar de inmiddels al weer bezette wc. Dan maar vanaf de andere kant fotograferen. En hij zat er gelukkig nog. En niet eentje maar bij tijd en wijlen zaten er wel zes. De plek zal ik niet gauw vergeten: tussen de vallende drollen en stralen urine maak ik de foto’s. Helaas was het nog een beetje schemerig en de foto’s zijn niet erg goed geworden. Toch bewaar ik ze. Leuk om ze tijdens een diner te laten zien er het smakelijke verhaal bij te vertellen.
Vogelen op grote hoogte is spannend en verrassend. Oude bekenden en nieuwe soorten op de meest onverwachte plekken. Het is vermoeiend door de grote hoogte maar zeker de moeite waard.